Ontvankelijkheid – psalm 123

Psalm 123 is geen oproep om nederig te zijn omwille van een heersende macht. Het gaat hier om een basislevenshouding waarmee jij en de ander volledig recht wordt gedaan.

Psalm 123. Een bedevaartslied. Ik sla mijn ogen naar U op, naar U die troont in de hemel. Zoals de ogen van slaven op de hand van hun meester staan gericht, zoals de ogen van een slavin op de hand van haar meesteres staan gericht, zo staan onze ogen gericht op de HEER, om te zien of onze God genadig wil zijn. Wees ons genadig, HEER, wees genadig. Wij zijn zo lang al zo diep gekwetst, wij hebben meer dan genoeg van de hoon van spotters, van de minachting van pronkers.

Lastig blijft dat toch… dat teksten die je leest onmiddellijk door je eigen beeldvorming worden gekleurd. Wanneer ik in oude teksten lees over slaven en meesters kan ik bijna niet anders dan plantagevelden en zweepslagen voor mijn geest halen. Ik heb ze nooit meegemaakt, nooit gezien en toch… krijg ik een horige machtsverhouding voor ogen. Tel daarbij de Bijbelse geschiedenis op die vooral uit het oude testament naar boven komt en het wordt bijna onmogelijk om in teksten als deze vrij te komen van dat mensonterende beeld. Zo zal het niet zijn. En zo ís het niet. De slaaf-meester verhouding die in dit bedevaartslied klinkt verwijst naar ontvankelijkheid voor het leven. Een levensorde als het er op aankomt waarbij een ieder weet hoe een vrij mens te kunnen zijn. Heel de Bijbelse geschiedenis laat uiteindelijk een beeld van God zien waarin mensen en alles wat leeft recht wordt gedaan. Dat mensen in vrijheid en verantwoordelijkheid doen wat hen goed doet en wel zo dat ook de komende generaties daar baat bij hebben. Er zullen altijd te onderscheiden rollen zijn, omdat de geschapen rijkdom aan talenten in hun aard vraagt om een vorm van verscheidenheid die met elkaar de eenheid van God draagt.

(foto: visual hunt, FeatheredTar)

Jack Steeghs

Plaats een reactie