Als vroedman is zorgboerderij Blommendal dit jaar voor mij een belangrijke plaats om de accu op te laden (zie: Meedoen op de zorgboerderij: introductie). Met een gerichte aandacht wordt in dit geval niet ‘het bos’ door de bomen zichtbaar maar ‘de praktijk op de zorgboerderij’. Vandaag het eerste deel.
Ik werk deze middag samen met een van de vele gasten die op het erf rondlopen. De boer koppelt me aan een deelnemer die ik gemakshalve ‘Jan’ noem.
Jan is op het eerste gezicht niet erg spraakzaam. Als vertrouwd gezicht op het erf kent hij de weg en kan hij met af en toe een aanwijzing gedurende een hele dag eenvoudig handwerk verrichten. Vanmiddag met ondergetekende als maatje.
We halen kuilgras met de kruiwagen uit en voeren het aan de pinken, elk van ons schuift in een helft van de grupstal de mest achter de koeien weg, we vegen het voerpad aan en de overtollige regen van de laatste dagen zorgt voor het nodige handwerk – het erf loopt niet op elke plek mooi gelijkmatig af naar de sloot. Op deze zorgboerderij is dit geen probleem, vele praktische klussen zijn welkom. Deelnemers varen er wel bij omdat ze op hun niveau lekker bezig kunnen zijn in de buitenlucht. In drie uur tijd maak ik met Jan bijna stormachtig weer met gitzwarte wolken mee, plensbuien, maar ook zonneschijn tegen een staalblauwe heldere lucht.
Maar op deze middag word ik het meest verrast voordat ik met Jan aan de slag ga. De boer heeft een koe in de stal vastgelijnd die ziek is, zij moet een vloeibare substantie in haar bek toegediend krijgen met een injectiepistool. Dat gaat niet vanzelf. De boer vraagt Jan om de kop van het beest goed vast te houden en de bek te openen. Dat is een handigheid: langszij het beest met de ene hand met enkele vingers in de neusgaten en met de andere hand onder de bek. Deze greep hoort met enige kracht en vooral overtuiging uitgevoerd te worden. Pas dan geeft de koe zich gewonnen voor wat gewoon even ‘moet’. Wie durft? Jan! Maar bij de pogingen van Jan draait de koe tot vervelens toe haar hoofd weg, het wil maar niet lukken.
Keer op keer:
‘Ben je bang Jan?’
– ‘Nee, ik ben niet bang. Zij is bang van mij’.
Bij de trage bewegingen van Jan valt mij vooral het geduld en de vasthoudendheid van de boer op. Uiteindelijk neemt de boer het over maar vraagt hij aan Jan om de suspensie in de bek te spuiten. Dat lukt enigszins.
De boer heeft Jan echt laten proberen en doen, in confrontatie met zichzelf en met het beest. Jan is aan het werk gezet, net even over zijn eigen weerstand heen. Vertrouwdheid was er al, een vaste klant is gegroeid op Blommendal.
Wordt vervolgd.
Jack Steeghs