Als vroedman is zorgboerderij Blommendal dit jaar voor mij een belangrijke plaats om de accu op te laden (zie: Meedoen op de zorgboerderij: introductie). Met een gerichte aandacht worden mensen en dieren gesterkt en wordt bovendien een deel van het dagelijkse werk gedaan. Vandaag het derde deel.
Enkele volwassen deelnemers blijken deze dag ziek. Daarom laat de boerin mij een belangrijk deel van de middag met twee jongens van een jaar of tien optrekken. Het is zeker de bedoeling dat zij aan de slag gaan en blijven, maar het accent ligt niet op productie. Eerder op het in gezamenlijkheid volbrengen van een taak en daarvan leren. Het is de balans waar het op aankomt. Om dat te bereiken is er in de begeleiding een zekere tact nodig, met humor.
Het begint lekker als we de ponystal gaan uitmesten. Voortvarend halen we handgereedschap en kruiwagen van stal, spannen we de pony’s achter een lijn – zodat we daar tijdens het werk geen last van hebben – en scheppen de eerste mest in de kruiwagen, maar dan…
Ik ben moe. Ik heb geen zin meer, ik ga voetballen.
– Zonder zin mag ook. Voetballen is voor straks, eerst de boel aan de kant.
‘?’
Morrend werkt de meest ‘vermoeide’ van het stel verder. De ander komt op ideeën. Hij gaat stangen en met mest gooien. In luttele seconden is het zo-even nog ijverige stel in de weer met elkaar. Ik moet ingrijpen en sus de boel, vooral door rustig door te gaan met het werk.
– Helpen jullie even mee jongens. Half afmaken staat zo slordig. Dat kunnen we niet maken.
Even is het rustig, maar dan ontdekt de ander dat je met bezem en schep een prima zwaardgevecht kunt houden. Als dat eindelijk klaar is merk ik dat deze jongens niet zomaar aanspreekbaar zijn op hun gedrag. Hun rompstand verraadt mij dat hun gedrag een achtergrond kent, ‘wat’ is voor mij niet zo relevant. Ik proef het verschil met leeftijdgenoten die het in hun leven meer getroffen hebben. Helen kost vooral veel tijd en geduld. Aandacht, maar zeker ook gezag.
Als ik ‘Riet’ mag geloven (zie: Meedoen op de zorgboerderij 2) hebben deelnemende leeftijdgenoten op dit boerenerf duidelijk aanwijsbare vorderingen gemaakt. Zij ziet ze wekelijks. Daardoor krijgt zij de benodigde energie om heel alert op het erf een oogje in het zeil te kunnen houden. Het lijkt wel alsof zij op haar hele lijf ogen heeft gekregen. Bijna niets ontgaat haar.
Als het dan na drieën eindelijk tijd is voor een potje voetbal op een groen stukje erf zie ik spelvreugde. Het plagen en klieren van de ene overgevoelige richting de andere overgevoelige is achter de rug.
Aan weerszijden van het veld zet de boer twee bakstenen neer als doelpaal, waarna hij twee teams van drie spelers formeert. De aftrap kan beginnen. Zichtbaar breken sport en spel de dag. De boer ziet het glimlachend aan. Hij maakt meerdere stimulerende grappen, in een sfeer als op een camping op een zomeravond. Na gedane arbeid wacht warme chocolademelk.
Jack Steeghs