11 juli. Feestdag van Benedictus van Nursia (480-543), aartsvader van westerse monniken. En ver daarbuiten tot in onze tijd een invloedrijke bron als het gaat om aansprekend leiderschap. Benedictus en zijn ontdekking-s-tocht. Een mens zoals jij en ik. Maar dan levend in het breukvlak van de opkomende middeleeuwen.
Van gegoede komaf wordt Benedictus in Rome op een kostschool geplaatst waar hij stevig geschokt raakt door de losbandigheid van een gedeelte van de Romeinse jeugd. Hij verlaat de stad en gaat naar de verlaten bergen van Sublacum. In deze buurt ontmoet hij een monnik die hem een pij geeft en hem naar een diepe, smalle grot leidt.
In deze grot leeft Benedictus drie jaar als een kluizenaar. Hij verwildert tot een ‘dier’. Op een gegeven moment gaat ‘de wereld’ zich weer in hem roeren en beseft hij dat hij te radicaal leefde. Hij gaat zich op de menselijke maat richten, het gemeenschapsleven.
Na een aanvankelijke valse start in het kloosterleven werft hij zélf jongelui en trekt naar Monte Cassino om middenin de natuur een eigen klooster te stichten.
Benedictus is niet de eerste monnik die een kloosterregel opstelt. Hij pikt de door Cassianus naar het westen overgebrachte gematigde regel van Basilius op en legt vervolgens het accent op
een hart voor mensen
Wie in het klooster intreedt wordt aan drie beloftes gehouden:
1. Stabilitas loci (standvastigheid). Oftewel: het vermijden van geestelijk zwerven. In de tijd van Benedictus was dit een sterke troef als tegenbeweging bij de massale volksverhuizingen. Later zouden rondom kloosters veel steden worden gebouwd.
2. Conservatio morum (kloosterlijk leven). Bezitloosheid. Een leefcultuur van delen. Nu in onze tijd weer actueel. Elke monnik staat ter beschikking van de gemeenschap. Op deze basis staat het celibaat: net als echtelieden in een huwelijk als het ware ‘waken over elkaars eenzaamheid en gebrokenheid’.
3. Obedienta (gehoorzaamheid). Monniken leven niet naar eigen goeddunken, maar schenken gehoor aan mensen waar ze vertrouwen in stellen. De te midden van de gemeenschap gekozen abt regeert niet als gezaghebber maar als vooruitziende leider.
Matiging voorop: ora et labora (bid en werk)
Bidden als een gesprek met God, met als voorwaarde rust, tijd en ruimte.
Werken is belangrijk voor het evenwicht. Creatieve handenarbeid rondom het in voedsel zelfvoorzienende klooster – destijds was slavenarbeid gangbaar. Het destijds ook niet vanzelfsprekende lezen vervult de geestelijke arbeid.
Zingen, het Gregoriaans, is vijftien eeuwen later nog steeds de universele basis waarop de aan het conservatorium studerende zanger(es) zijn(haar) leest schoeit. Dankzij het onbeschrijfelijke gevoel voor cadans.
De grondtrek van Benedictijnen is matiging, uitersten mijden. Immers, niets is absoluut. Benedictus predikt eerbied voor al het geschapene, zelfs voor een zelfgebakken soepbord.
(Bron: boeiende collegeverhalen van Prof. L. Meulenberg)
Meer lezen?
Lucepedia
Meer doen?
Als individu of als groep de regel van Benedictus trainen? Kijk op de site van Anne Stael of neem contact op met de Levensboom.
Jack Steeghs