De KBS vertaling van Psalm 15 kopt ‘Wie mag gast zijn in uw tent?’ Kan het treffender op eerste kerstdag? – waar een verhaal van een aanstaand ouderpaar centraal staat, dat een gastvrij onderkomen zoekt waar de hoogzwangere vrouw haar kind geboren kan laten worden…
Psalm 15, 1 – 5
(1) Een zangstuk op naam van David.
Heer, wie mag gast zijn in uw tent?
Wie mag op uw heilige berg verblijven?
(2) Degene die vrij is van schuld, en gerechtigheid beoefent
en in zijn hart op trouw bedacht is.
(3) Zo iemand leurt niet met lasterpraat,
hij doet zijn medemens geen onrecht aan;
hij beledigt zijn buren nooit.
(4) Hij veracht degene die verachting verdient,
maar eert degene die de HEER vreest.
Hij wijzigt zelfs een eed in zijn nadeel niet.
(5) Hij leent uit zonder rente te vragen,
hij is onomkoopbaar tegenover onschuldigen.
Wie zo handelt, wankelt in eeuwigheid niet.
‘Gastvrijheid’ is voor mij een kernbegrip in bovenstaande psalm. Gastvrijheid is meer dan een welkom bij de ingang. Gastvrijheid is een soort aanpassingsfase van het verblijf en de gast aan elkaar. Dat vraagt tijd, inzicht, interesse, hartelijkheid, het loslaten van agenda’s…
Dat spreekt in een godsdienst waar alles uiteindelijk draait om naastenliefde vanzelf, zou je kunnen zeggen. Maar die gastvrijheid is niet te zien in de moeite die Jozef en Maria ondervinden om een redelijk onderkomen te vinden.
Terug naar psalm 15. Gastvrijheid wordt vaak beleden maar niet vanzelfsprekend in de praktijk gebracht. Dat komt omdat de norm niet wordt bepaald door het verblijf maar door de mate waarin het verblijf en de gast op elkaar in kunnen en willen spelen.
Een spannende vraag voor elk verblijf blijft: is het gastvrij als je een ander hartelijk uitnodigt en vervolgens jouw huisregels en -gewoonten (uitgesproken en onuitgesproken) vanzelfsprekend onveranderd van kracht laat blijven?
Jack Steeghs