
Enkele weken geleden mocht ik een overweging houden over spannende weekendlezingen: over mensen, mannen, vrouwen en geaardheid. Complexe kost. Ik heb geprobeerd om er een hoopvol verhaal van te maken…
Het begin van het allereerste Bijbelboek Genesis bestaat uit mythische verhalen over de wording van de wereld, deels overgeleverd uit andere Oosterse culturen – én het begin van de Bijbel gaat over de wording van de mens, als kroon op Gods schepping, over het ontstaan van man en vrouw, over diverse relaties tussen beiden, over goed en kwaad.
Zoals u wellicht weet is de Bijbel meer een bibliotheek van boeken die in heel verschillende tijden en door heel verschillende auteurs in verschillende genres zijn opgeschreven, dan dat de Bijbel een enkel boek is.
Zo behoort het begin van Genesis beslist niet tot het oudste gedeelte van de Bijbel, daar het verhaal van de schepping met terugwerkende kracht is geschreven ten tijde dat het volk van God een nieuwe identiteit mocht uitvinden – daar aan de stromen van Babel, ver van huis en haard en bijna weggevaagd als eens dat ene uitverkoren volk van God.
Wat nu? Nou, opníeuw op weg naar het Beloofde Land!
De Bijbel begint daarom best idealistisch. Het doel is hooggegrepen. Voor minder doen we het beslist niet! En ik hoop, wij evenmin.
U weet het vast al… Er staan twee scheppingsverhalen in het boek Genesis: een scheppingsverhaal waarin de wereld in zes dagen wordt geschapen – God schept enkel door te spreken en ziet erop toe dat het goed is. Zo goed dat hij van de zevende dag een rustdag maakt.
En daarna volgt een tweede scheppingsverhaal – een deel van dat tweede scheppingsverhaal lazen we vandaag. Hierin komt God tot het inzicht dat het niet goed is als de mens alleen is: de eenzijdigheid van zijn schepping brengt de schepper tot creativiteit, want God neemt aarde tot zich en boetseert er dieren uit. Dan laat Hij de mens in slaap vallen en haalt ‘een zijde’ uit de mens weg. Veel vertalingen vertellen dat God ‘een rib’ uit de man haalt waarmee vervolgens de vrouw geboetseerd wordt…
Met deze klassieke uitleg heb ik moeite gekregen. Ik ben meer gaan lezen en kom daarmee tot ‘zijde’ in plaats van ‘rib’… En tot het niet meteen invullen van mens met ‘man’…
Ik vertelde al dat Genesis 1 en 2 geschreven zijn vanuit een hoog ideaal. Nastrevenswaardig, om vanuit te leven, maar niet zomaar voor iedereen in allerlei situaties haalbaar. Daar zijn we mensen voor.
Het leven is tegenwoordig complexer geworden. Kijk naar onze tijd met gegroeide inzichten vanuit mannen en vrouwen in concrete levenssituaties. Kijk naar het hele gendervraagstuk. Kijk naar de LHBTIQ+ -beweging. Over de diversiteit aan seksuele geaardheden die samenlevingen kennelijk kenmerken. De hele rijkdom, die door God met het geschapen leven meegegeven wordt, vraagt erom om recht te doen.
Vanwege dit alles spreek ik liever niet van ‘een rib’ die uit de man genomen wordt om er een vrouw van te boetseren. Want: een klein specifiek deel van het mensenskelet samen met de volgorde van éérst de man en dán pas de vrouw roept allerlei onwelgevallige rangordekwesties op – waar we tot op de dag van vandaag mee worstelen.
Ik las bij een bekende Rabbijn dat hij de grondtekst anders vertaalt: niet het gebruikelijke ‘rib’ maar ‘zijde’. Talig een klein verschil, maar in betekenis een groot verschil.
Als God uit ‘een zijde’ van de mens man en vrouw schept, is er gelijkwaardigheid én zijn allerlei gendervariaties net zo voorstelbaar. Want een zijde kan groter of kleiner zijn, mannelijk of vrouwelijk, alles volop aards, verwijzend naar elkaar en elkaar aanvullend. Eén!
Deze uitleg komt ook mooi overeen met het materiaal waarmee God boetseert: uit aarde. In het Hebreeuws zie je aan het woord voor onze aardbol en het woord voor de mens dat ze van hetzelfde grondmateriaal afstammen: de aarde = ‘adamah’, de mens ‘adam’.
Dan het Marcusevangelie…
Menig vertaling zet als kop boven deze passage ‘echtscheiding’. Een slechte en misleidende kop, want dit gedeelte handelt over het huwelijksideaal. Het huwelijksideaal of breder: een levensideaal waarbinnen twee mensen zich voor het leven aan elkaar geven.
Bekend is de schade die juist door deze passage is veroorzaakt. Al helemaal het vers: ‘wat God verbonden heeft moet de mens niet scheiden’. Deze opdracht is dus niet gericht op een morele levenspraktijk van een eenmaal gesloten huwelijksideaal die voor de eeuwigheid móét gelden. Dit vers zegt niets meer dan dat de mens – man én vrouw – dat beiden volop aards zijn, schepsels van God, in die betekenis één, want komend uit dezelfde bron. Dát is onvervreemdbaar.
Het huwelijksideaal blijft een prachtig streven en als het lukt een geweldige zegen. Maar er zijn zóveel factoren in het spel… Geen mens kan bij het aangaan van de huwelijksband het speelveld van het leven helemaal overzien. Een huwelijksbelofte, net als een echte vriendschapsband, is een veelbelovende momentopname die als het goed is, uitwerkt wat ze belooft maar nooit gegarandeerd kan zijn…
Laten we dát met elkaar in Godsnaam blijven realiseren. Amen.
(Bronnen: Genesis 2, Marcus 10)
Jack Steeghs