
Ruim 4 jaar geleden overleed ons pap, ruim ½ jaar geleden ons mam. De generatie die mij is voorgegaan is uit de tijd gevallen. ‘Nu mag ik het van hen geleerde waar gaan maken’, bedenk ik als enig kind, die vele jaren met hen leefde en werkte… Een blogserie over levenslessen van vroeger voor NU (36).
In het jubileumboek ‘Een ander land – pleidooi voor een duurzame samenleving’ (ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van Het PON & Telos, 2022 stuit ik op een bijdrage van Joks Janssen getiteld ‘De Cirkel rond?! Waarom de toekomst van de landbouw in het verleden ligt’. In de paragraaf ’Vóór de zondeval’ beschrijft hij dat de sector bij het vormgeven van de landbouwtransitie vooral uitkijkt naar technologische oplossingen. Als hij de logica daarvan beschrijft en zich hardop afvraagt of de weg vooruit de weg terug is, mijmer ik verder… Ik haal vooral de jaren in maatschap met ons pap voor de geest (1984-1994). Jaren dat ik serieus toewerk naar bedrijfsovername: dagelijks bezig in de varkenshouderij en in het seizoen in de bescheiden akkerbouwtak, af en toe een studiebijeenkomst en soms in gesprek met de landbouwvoorlichting en de dierenarts. Ik blijk een liefhebber van agrarische techniek maar stel mezelf ook vragen, met als belangrijkste: waar houdt dit op? Hoe lang kunnen we doorgaan met het verbeteren van technische en economische resultaten? Hoe groot kunnen bedrijven worden? In hoeverre is er meer onderlinge samenwerking mogelijk? De gesprekken met ons pap, dagelijks aan de koffie, voeden mij het meest. Ik bespeur bij hem een totaal andere boer dan het type boer waarin ik verder mag groeien. Janssen benoemt het type ‘ons pap’: zandboer. Dat is een boer die het goed doet op het traditionele gemengde bedrijf, de hele dag op het erf te vinden is, reparaties veelal zelf uitvoert, niet per se uit is op groei maar op welzijn: voor hemzelf, gezin en buurtschap. Maar in de jaren dat ik toewerk naar bedrijfsovername wordt er geen enkele studiebijeenkomst aangereikt over de veranderende persoonsvorming van de boer. Geen gesprekken over de veranderende tijden waarin de gezamenlijke bodem van weleer door leden persoonlijk opnieuw gelegd mag worden. Het tegendeel gebeurt: een vanzelfsprekend meegaan in de economische geest van het agrarische bedrijfsleven. Vanuit de coöperatieve geest van de grondlegger van de NCB zou je verwachten dat er in een transitietijdperk extra aandacht is voor een nieuw samen. Hoogst opmerkelijk dat dat nog steeds niet gebeurt. In het bijzonder als de grote veranderingen die zich dertig jaar geleden al aankondigden (!) vandaag de dag nog steeds eenzijdig worden belicht: niet vanuit coöperatieve boerenkrachten van onderop maar vanuit het grootkapitaal van de agro-industrie. Kijk eens met een open blik en wat zie je dan in de praktijk? Zijn er meerdere voorzieningen met een vanzelfsprekende en oprechte zorg voor iedere boer die niet goed weet of het huidige bedrijf past en voldoende toekomst heeft? Pap zei tegen me: ‘Vertrouw nou maar op diegenen die er verstand van hebben en in de sector het woord hebben gekregen. Het komt goed.’ Ik ben er trots op dat ik mijn eigen weg ben gegaan: niet tegen ons pap maar voor een toekomst waar ik mezelf in kan laten zien zoals ik ben, een toekomst waar ik in geloof. Naar mijn aanvoelen mogen we in onze tijd de puzzel van het gezamenlijke opnieuw gaan leggen. Het verleden is daarbij een uitstekende geheugensteun. De lange termijn verdient een vruchtbare bodem, met een draagkracht die crisisjaren aankan. Waardoor niet alleen de honger wordt bestreden maar ook de eenzaamheid en kwetsbaarheid, want wij zijn allen mens.
(Foto: visual hunt, Henk-Jan van der Klis)
Jack Steeghs