Boerenpastoraat: levenslessen (46) – erfbetreders en erfdelers

Bijna 5 jaar geleden overleed ons pap, bijna 1 ½ jaar geleden ons mam. De generatie die mij is voorgegaan is uit de tijd gevallen. ‘Nu mag ik het van hen geleerde waar gaan maken’, bedenk ik als enig kind, die vele jaren met hen leefde en werkte… Een blogserie over levenslessen van vroeger voor NU (46).

Ik heb nu één specifieke vertegenwoordiger van de coöperatieve vee- en vleescentrale van de NCB voor ogen, zijn naam houd ik voor me… Ontelbare kannen koffie heeft hij met ons pap en vooral met ons mam leeggedronken. Hij was een zaakvoerder die veel meer deed dan slachtrijpe varkens uitzoeken of met ons pap sparren over ons gezinsbedrijf. Hij kon prachtig tekenen en knutselen en zat vaak uren aan de keukentafel. Ik herinner me dat ik als kleuter bij hem op schoot zat en hij me liet zien hoe hij van het zilverpapier waar zijn shag in zat verpakt de mooiste kunstwerkjes vouwde. Maar hij zou nooit iets zeggen over collega boeren! Een man die me nog vaak naderbij komt, hij is al geruime tijd niet meer onder ons. Er waren er meer die opereerden als mensenmens, vaak in het dorpse verenigingsleven zaten en de hele week betaald en onbetaald in touw waren. Het gespreksonderwerp ging nooit over verdienen, eerder over wat er plaatselijk speelde en wat hij of wij daaraan konden doen. Deze prachtige tijd zie ik nu als de gouden periode waarnaar volgens mij vele boeren en tuinders terugverlangen. Maar deze tijd komt nooit meer terug, we mogen ze in een eigentijdse jas herontdekken. Waar is het veranderd? Achteraf gesproken heb ik gevoeld hoe ergens in de jaren tachtig een nieuwe lichting dienstverleners meer zakelijk tewerk werd gesteld. Het begon er al mee dat zij meestal niet uit de directe omgeving kwamen. De nieuwe lichting had bijna altijd minimaal aan het HBO gestudeerd en kwam meer doelgericht op bezoek. De bezoeken werden korter en formeler van karakter. Zonder iemand te kort te willen doen: de nieuwe lichting was niet zo geïnteresseerd in gezinstaferelen. Er waren er die een aardige middenweg tussen zin en zakelijkheid konden vinden maar meerderen waren duidelijk uit het commerciële hout gesneden. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik aan die beroepshouding langzaamaan een hekel kreeg. Waarom? Omdat ik het leven zo niet kan omarmen. Ik gun een ieder zijn of haar boterham maar kan dienstverlening niet anders zien dan als verlengstuk van de werkvloer zoals deze is en niet zoals deze behoort te zijn. Waar dat ‘afstemmend’ aanvullende ontbreekt gaan bij mij de oren dicht. En ik weet dat ik niet de enige ben. Zit hier niet een flink stuk van de onvrede die de vertrouwde plattelandspolitiek volledig op zijn kop heeft gezet? Wat mij betreft hoort een erfbetreder daarom ook een erfdeler te zijn: een erfbetreder behoort contact te maken met het op het erf aangetroffen leven en zo met boer en tuinder een gezamenlijke meerwaarde te realiseren.

(Foto: keukenblok boerenbondsmuseum Gemert)

Jack Steeghs

Plaats een reactie