
Ruim 5 jaar geleden overleed ons pap, ruim 1 ½ jaar geleden ons mam. De generatie die mij is voorgegaan is uit de tijd gevallen. ‘Nu mag ik het van hen geleerde waar gaan maken’, bedenk ik als enig kind, die vele jaren met hen leefde en werkte… Een blogserie over levenslessen van vroeger voor NU (51).
Pap was van veel markten thuis. Geen uitgesproken veeboer, machineboer of bouwboer. Het liefst was hij de hele dag in touw: in de stal, op het land, in huis – als er geschilderd of behangen moest worden – of in de moestuin. En tussen de bedrijven door een bak koffie in de keuken of soep, aardappels, groente, vlees en een bord vla na in het middaguur. Meestal in het weekend werkte hij het kasboek bij, maakte overschrijfformulieren klaar voor verzending en deed ze in de speciale brievenbus bij de bank als hij toch in het dorp moest zijn voor de wekelijkse mis. Reparaties aan machines of installaties deed hij nauwelijks maar hij zorgde er altijd voor dat de techniek op het erf in goede staat bleef, dat er een praatje met monteurs volgde en natuurlijk een bak koffie: onderhoud van menszijn was zeker een sterke kant van hem. Zo ging het ook altijd bij stallenbouw of verbouwwerkzaamheden. Geen enkele medewerker kan zeggen dat mam en pap geen oog voor hen hadden.
En wat tegenwoordig in de burgerwereld vaak vergeten wordt: boeren hebben niet alleen oog voor hun eigen werk en leven maar onderhouden met elkaar meer dan de helft van het grondoppervlak van ons land. Daar hoort ook het onderhoud van waterwegen bij. Tegenwoordig vooral machinaal maar ik heb als tiener via pap nog leren maaien met een zeis. Een heel gepruts in het begin maar na een tijdje kreeg ik er aardigheid in. Wat voor mij blijft staan: meer dan economische waarden hebben boeren veel bij te dragen aan zorg en omgang met de grond waarop ze zijn geaard en alles wat daarop gedijt.
(Bij de foto: het tegenwoordige landbouwmechanisatiebedrijf begon ooit als dorpssmid)
Jack Steeghs