Er is in ons land al jaren veel te doen over de relatie mens – dier. En de intensieve veehouderij wordt dan vaak aangehaald als voorbeeld van hoe het niet moet. Enige nuance is op zijn plaats. Uit mijn eigen praktijk…
Deze bijdrage ontstaat vanuit enkele gesprekken die ik onlangs heb gevoerd met een gepensioneerde veearts in de parochie. Een man die jarenlang landbouwhuisdieren genas, die samen met de boer probeerde te voorkomen dat dieren ziek worden.
Tijdens die gesprekken moet ik automatisch denken aan de laatste jaren dat ik boer ben: eind jaren 80 ga ik samen met onze vaste veearts steeds meer aandacht schenken aan het observeren van het gedrag van dieren. De veearts heeft daarbij de rol van de leraar die kennis toetst in de praktijk. Een praktijk die de boer als leerling misschien beter kent maar daarbij specifieke basiskennis mist:
‘ik zie …, dat kan door … of … komen. Herken je dat? En hoe zag … er gisteren uit’
Aan het gedrag kun je zien of een dier het naar zijn zin heeft. Of de conditie goed is, het klimaat, de bewegingsruimte, de hygiëne, et cetera.
Ik heb geleerd – en ik ben zeker niet de enige – dat voldoende tijd steken in het observeren van het gedrag van dieren nuttige informatie oplevert. Waardoor je als boer kunt bijsturen op welzijn én resultaat!
Daarom ook stoor ik me regelmatig aan het gemak waarmee van alles geroepen wordt over de intensieve veehouderij. Praat niet te snel vertegenwoordigers van sommige belangengroeperingen na. De realiteit is niet zwart of wit. De realiteit is meerduidig en altijd verbonden met concrete omstandigheden waarin mensen en dieren aan elkaar zijn toevertrouwd.
Foto: M. L. Wijsmuller
Jack Steeghs