Nieuw Kerkzijn Platteland (1)

Onder de vlag van het WKO verzamelt de studiegroep Nieuw Kerkzijn Platteland ervaring en kennis met het oog op: het beter op gang brengen van het geloofsgesprek op het platteland. Najaar 2018 wordt dit studieproces afgerond. Onderstaand het eerste deel van het artikel dat deze maand verschijnt in het WKO-bulletin.

Latente betrokkenheid
Achteraf heb ik mijn interesse voor geloof en platteland altijd gehad. Deze specifieke betrokkenheid zit in mijn bloed. Via mijn ouders, de omgeving waar ik opgroeide en via de dagelijkse werkzaamheden die ik uitvoerde op het langzaamaan veranderende ouderlijke bedrijf. Ik ben geboren en getogen op het Brabantse platteland. Uiteindelijk heb ik het ouderlijk boerenbedrijf overgenomen, maar na drie jaar nam ik een ingrijpend besluit: stoppen (1997).
Pas daarna, in een zeven jaar durende deeltijdstudie theologie, leerde ik langzamerhand om mijn latente betrokkenheid woorden te geven. Ik leerde het grote verhaal van God te verbinden met de kleine verhalen van mensen. Boerenmensen voorop. Na mijn studie heb ik in diverse rollen gewerkt in het aartsbisdom Utrecht: als projectmedewerker kerk, landbouw en platteland, als basispastor en daarna tot 2014 als diaconaal werker.

Veranderende tijden
Er is in de wereld van geloof en platteland ongelofelijk veel gebeurd in de tijd die ligt tussen mijn kinderjaren en vandaag de dag. Ik heb gezien hoe geloofsgemeenschappen bij de tijd werden gebracht en werk maakten van maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Wat het platteland betreft denk ik met name aan diverse initiatieven bij het opkomen van dierziekten, eind twintigste eeuw, begin eenentwintigste eeuw: Varkenspest, MKZ, Vogelgriep. Er werden plaatselijke ontmoetingen georganiseerd en brochures ontwikkeld, meestal in een oecumenische samenwerking. En er klonken profetische stemmen in het maatschappelijke debat.
Maar ik heb ook gevoeld hoe het katholieke instituut niet zo heel veel jaren later het mes zette in diverse vormen van maatschappelijk en economisch georiënteerd pastoraat. Ik noem als voorbeeld met name het arbeidspastoraat. Ik heb de besluitvorming die tot het stopzetten daarvan leidde inhoudelijk nooit begrepen. Alsof het proces van geloof, leven en werken verbinden, de weg die elk mens zelf vorm en inhoud mag geven – maar hopelijk niet alleen, alsof dat organische proces vanzelf op gang komt. Alsof het proces van geloof, leven en werken een vraag- en antwoordspel is, dat losstaat van context en tijd. Alsof de persoon die zich het geloof eigen maakt niet iets toe kan voegen aan dat pakketje, waardoor dat pakketje niet meer hetzelfde is dan daarvoor. Waardoor nieuwe vragen en nieuwe accenten in Bijbelverhalen oplichten over die gans andere God die zo begaan is met mensen. In dit geval vooral de mensen in een rol van dagelijkse medeschepper in weer en wind. Boeren.

Aandacht voor de stad – aandacht voor het platteland
Maatschappelijke betrokkenheid vanuit geloofsgemeenschappen heeft de meeste kansen in de stad. Zo is de redenering vaak. In de stad zit expertise en geld. In de stad wonen grotere aantallen mensen op een overzichtelijke stukje aarde, waardoor diaconale of missionaire projecten meer kansrijk zijn dan op het platteland. Dit is bijvoorbeeld goed zichtbaar in diverse pioniersplekken van de PKN.
Maar hoe zit het dan met het reguliere economische leven op het platteland? Niet het grootste aantal mensen, wel het grootste aandeel aarde. Van oudsher het terrein van boeren en tuinders en nog steeds door hen onderhouden. Hoe zit het met de aandacht voor een beroepsgroep die als een van de laatste bevolkingsgroepen letterlijk dichtbij de schepping en de aarde staat en er dagelijks in leeft en werkt? Afhankelijk van de grillen van de natuur, afhankelijk van het gegeven sluitpost te zijn in de door economische belangen gedicteerde voedselkolom. Wie hoort het als in dit vooral economische en technisch georiënteerde taalveld levensvragen opkomen? De plaatselijke pastor of predikant zou levensvragen van boeren kunnen horen. Maar dan is het nodig dat deze beroepskracht niet alleen oog heeft voor het privéleven en doorvraagt naar het bedrijf, en bijeenkomsten bezoekt waar doorgaans niemand van de kerk naartoe gaat. Niet elke pastorale beroepskracht kan of durft zover buiten de eigen comfortzone te gaan. En dan heb ik het nog niet over de tijdsinvestering en de specifiek gerichte aandacht die deze vorm van pastorale betrokkenheid vraagt. Nodig om waakzaam te zijn en van betekenis te kunnen blijven.

Wordt vervolgd.

Jack Steeghs

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s