Er is in ons land al jaren veel te doen over de intensieve veehouderij. Vooral op de droge zandgronden waar ik ben opgegroeid. Een korte historische beschouwing vanuit mijn eigen blikveld.
Elke tijd heeft zo zijn eigen vragen. Verrassend actueel in de landbouw blijft de afvoer en aanwending van mest. Moeilijk hoeft het niet te zijn: bepaal een reële hoeveelheid per eenheid grond en wend de vers geproduceerde mest zoveel mogelijk aan op de nabij gelegen akkers. Maar de realiteit is complexer. Marktwerking is ook hier zover doorgeschoten dat prijs veel meer bepalend is geworden dan een duurzame logica. Ik kan me zelfs nog tijden herinneren dat een intensieve veehouder geld toe kreeg om mest af te voeren.
Waar is het misgegaan?
Is dat toen een halve eeuw geleden de intensieve veehouderij op de zandgronden opkwam en een levensvatbare veehouderij mogelijk werd op slechts een vierkante kilometer grond? Ik ben geneigd om ‘ja’ te antwoorden maar besef tegelijkertijd dat het achteraf makkelijk praten is.
We spreken eind jaren zestig over een ongekend optimisme in de hele samenleving, het platteland profiteerde daarvan graag mee. Dat valt boeren moeilijk te verwijten. Landbouwbedrijven waren – zeker in de omgeving waar ik opgroeide – vaak slecht verkaveld, verspreid over kleine bedrijven en meerdere takken van landbouw per bedrijf. Kortom: inefficiënt. De hele dag werken voor een beperkt inkomen. Dat moest beter en dat werd beter. Veel beter!
Dat de in 1974 opgerichte Mestbank een teken aan de wand was werd in Brabant bij de boeren niet als zodanig opgemerkt. Geef ze eens ongelijk. Het oog zag dat gewassen goed groeiden bij een toename van de drijfmestgift. En iedereen – bank, coöperaties, toeleveranciers, afnemers – vaarde er wel bij maar – en dat mogen we nooit vergeten – al die tijd droeg de boer de risico’s!
Dat jarenlange vertrouwde beeld ging langzamerhand kantelen toen ‘de samenleving’ mee ging kijken, praten en oordelen. En dat begon in mijn omgeving met protestgroeperingen rondom natuurgebieden. Zoals daar is: De Groote Peel.
Alle kritiek op de intensieve veehouderij begon met ‘er is teveel mest’ maar daar bleef het niet bij. Daarna kwamen thema’s zoals dierwelzijn, aantal dieren per bedrijf, overlast van geluid en geur. Tot op de dag van vandaag groeien en verdiepen zich de conflicten tussen aan de ene kant: ‘boeren’ en aan de andere kant: ‘milieugroeperingen’.
Er zijn al jaren diverse goede initiatieven ter overbrugging (bv. Foodup in Brabant en vele goede voorbeelden vanuit de boerenpraktijk (bv. Aan Den Herenbosweg en De Piet van Meintjes Hoeve) maar de conflicten zijn er nog steeds, met als grootste uitdaging: regievoering én de enorme som kapitaal die nodig is om de intensieve veehouderij nu eindelijk eens echt in balans te brengen met de omringende omgeving.
En dan blijft daar nog de situatie in de ons omringende landen en verder weg. De productie van en handel rondom de intensieve veehouderij is een wereldwijde aangelegenheid geworden.
En nu?
De oplossing ligt op elk boerenerf. Verscheidenheid is het antwoord. Basisvertrouwen. En een ondersteunde beweging van meerdere partijen om daaraan toe te komen. Wat mij betreft hoeft de intensieve veehouderij zeker niet het land uit. Grote en intensieve bedrijven zijn niet per definitie verkeerd. Maar er is wel een balans nodig in ons relatief kleine land. En wat ik van groot belang vind: de sanering van de intensieve veehouderij kun je nooit eenzijdig op het bordje van individuele boeren leggen.
(Bij de foto: monument gemaakt in opdracht van de Vereniging Van Varkenshouders van de NCB – in 1979 gemaakt door Kees Jansen – aangeboden aan het provinciebestuur van Noord-Brabant)
Jack Steeghs
Beste Jack, Voor de sanering van de intensieve varkenshouderij is momenteel een landelijk project gestart. Varkenshouders die niet aan de regels van wet- en regelgeving kunnen voldoen kunnen hierop inschrijven, de dierrechten worden door de overheid vergoed en uit de markt gehaald. Het is van belang dat dit projectgeld op de goede plek komt daar waar het hard nodig is en gezinnen al lang in een lage inkomenspositie verkeren en graag af willen bouwen, om weer een toekomst te kunnen opbouwen. Fnuikend kan in deze regeling zijn dat een deel van dit geld ook voor innovatie is bestemd, en dat het dan op de plek komt waar de schaalvergroting wordt gesubsidieerd. Laten we een oproep doen aan de minister e.a. om het een sociaal-rechtvaardige regeling te laten worden. En dat de begeleiding van de te saneren boeren goed wordt uitgevoerd.
Groet, Riky Schut
Vriendelijk bedankt Riky.