
De afgelopen zomervakantie bracht ik met mijn gezin door in de Vorarlberg, een deelstaat van Oostenrijk. Deze zomer boekten we bij een familie die een deel van de eigen woning regelmatig verhuurt aan vakantiegasten. Ik kijk met voldoening terug op een rijke periode.
Voordeel van een vakantie via particuliere aanbieders is dat er meer persoonlijke contacten ontstaan, dat er dagelijks leven uitgewisseld wordt. De taalbarrière is er vooral voor de kinderen door het gesproken dialect. Dit jaar zijn we – heel uniek – met het gele gezin samen: acht personen, inclusief de vriend van de oudste dochter. Met kinderen in verschillende levensfasen met verschillende verwachtingen is het een hele toer om de sfeer ontspannen te houden, zodat een ieder vakantie beleeft en zodat ook de ouders ontspannen – en niet alle huishoudelijke klusjes hoeven te doen. Het schijnt ons aardig gegeven te zijn. Door vooral niet teveel te willen, het nodige aan elkaar te gunnen en voor te leven dat we deze dagen met elkaar dragen. De verhuurster biedt schnaps aan, bakt lekkers en stimuleert ons om zo min mogelijk restafval over te houden. Als ik in de ochtend door het schone dorp wandel geniet ik volop en komen er de nodige overpeinzingen: over verschillen tussen thuis en uit, over het in ons land nogal doorgeschoten individualisme – dat steeds meer uitmondt in een gerechtelijk eigen gelijk, over de geloofsbodem die hier levend gehouden wordt en thuis beschimpt. ‘Men gaat op reis om thuis te komen’, zie Godfried Bomans eens. En zo is het. Een lange autorit is niet echt mijn ding maar soms nodig om ondergedompeld in het gans andere op adem te komen. Gerijpt weer verder.
[Bij de foto: een van de vele spreuken waarmee de verhuurder de woning opsiert]
Jack Steeghs