In de coronacrisis laten teksten zich voor mij als opnieuw lezen. Psalm 80 en de aanroep vanuit de nood in de wereld, die vraagt om een nieuwe aanblik…
Psalm 80, 4
God, keer ons lot ten goede,
toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered.
Een moeilijke boodschap verkondigen met een open en meevoelend gezicht maakt de boodschap niet anders maar doet wel degelijk een heel ander appél op diegene waar de boodschap op gericht is, dan diezelfde boodschap verkondigen vanuit een vermoeid of zelfs gesloten of afwezige blik…
Als in de Bijbel gebeden wordt met woorden als ‘doe voor ons oplichten het aanzien van de aarde’ of ‘doe lichten over ons Uw aangezicht’ dan gaat het over God als ware Hij/Zij een mensenpersoon.
Dan gaat het over de menselijke wens van meer samenhang tussen buitenkant en binnenkant in de wereld waarin we leven. Dat gaat het over een vorm en inhoud die bij elkaar horen. En dan met name aanstekelijk positief, gericht op het aanroepen van alle leven, het aanroepen van beschikbare vitaliteit.
Een aanstekelijke uitstraling aan de buitenkant als een soort spiegel van de binnenkant: in de wereld van Bijbel en geloof is het gelaat van de ander/Ander nooit een neutrale aanblik maar een venster op het innerlijke leven – dat gevoed wil worden. Daar zijn we mensen voor.
Daarom is het onderhouden van het innerlijke leven zo belangrijk. Een binnenkant die zelfbewust het reële leven zoals het is durft te zien (buitenkant) en van daaruit speurt naar hoopvolle tekenen… of erom bidt, zoals de psalmist schrijft. Gevoed willen worden en voeden gaan samen als in- en uitademen. Ze kunnen niet zonder elkaar.
(Foto: pixabay)
Jack Steeghs