Agrarisch collectief onderbewustzijn (2)

De Hanenbalken - zelfmoord op platteland

Vorig jaar werd ik gegrepen door het boek van Lizzy van Leeuwen: ‘de hanenbalken’ – over zelfmoord op het platteland. In een serie berichten herneem ik dit boek, waarmee ik tegemoet kom aan haar wens: ‘…dit boek beoogt… een eerste stap te zetten in het doorbreken van het taboe rond zelfmoord in de land- en tuinbouw.’

In het eerste artikel zoomde ik in op de grote lijn van ‘de hanenbalken’, met als belangrijkste constatering dat het agrarisch collectief onderbewustzijn succesvol is maar ook schaduwkanten heeft waar te weinig aandacht voor is. In de meest extreme vorm heet die schaduwkant: agrosuïcide.
Deze keer wil ik het hebben over wat Lizzy van Leeuwen ‘boerendoorgronders’ (116) noemt. In de literatuur mist zij denkers die serieus werk maken van het doorgronden van het boer-zijn. Ze zijn er wel. Met name in de VS. Bijvoorbeeld boerendochter dr. Reed: ‘wat ik steeds heb geweten is hoe gevaarlijk het is om te boeren.’ (290)

Ik zie in ons land te weinig ‘boerendoorgronders’ – verspiedende oren en ogen op de werkvloer. Velen zijn wegbezuinigd, maar bijvoorbeeld de sociaal werkers van de ZLTO en het vrijwilligersnetwerk ZOB vervullen nog steeds een belangrijke rol.

En ik?
Zeker. Ook ik versta mezelf als zodanig. Vooral omdat ik de door van Leeuwen beschreven geheimzinnigheid op het platteland van binnenuit herken en versta. Ook ik weet van heimelijke zelfmoorden en mysterieuze plattelandsbewoners met een wonderlijke levenswandel.
Ik ben in 1998 gestopt met de familietraditie waar ik jarenlang ziel en zaligheid in heb gestoken. Waarom? Omdat ik niet verder wilde in een geleidelijk aan veranderd toekomstperspectief. Ik voelde aan dat wat ik van ouders, omgeving en door scholing mee had gekregen rijke betekenis in zich heeft maar nieuwe voorwaarden en collectieve draagkracht vraagt. Als een vertrouwde way of life wordt ingewisseld (ontzuiling) voor een meer kapitalistische (herzuiling) gaat er iets goed mis. Omdat de wereld van het kapitaal niet zomaar past bij the agrarian imperative. De veranderende economische omstandigheden van ‘ieder-voor-zich’ voelde ik op de werkvloer onmiddellijk en dagelijks. Vooral vanuit ‘erfbetreders’ (voorlichters, adviseurs, etcetera) die hun diensten verkopen vanuit wat ze aan jou kunnen verdienen, niet vanuit wat jij nodig hebt.

Ik ben het in mijn hart nooit eens geweest met schaalvergroting en agro-industrieel denken in kwantumkortingen en toeslagen – in werking tredend als je als agrarisch ondernemer in je bedrijfsvoering grotere eenheden inkoopt respectievelijk verkoopt. Denken in termen van ‘Meer-van-hetzelfde-is-beter’ kwam aan het eind van de vorige eeuw geleidelijk aan op. Ik moest er in mee en wilde er aanvankelijk ook in mee, totdat ik zelf inzag dat deze weg voor mij dood loopt.

Wordt vervolgd.

Jack Steeghs

Plaats een reactie